elektrische gezinswagen

Een elektrische gezinswagen wordt nog vaak gezien als ‘te duur’. Maar is dat ook zo als je alle kosten bij elkaar gooit? VAB-Magazine vergeleek enkele elektrische wagens met klassieke auto’s en berekende de effectieve prijs per gereden kilometer.

Bij de zoektocht naar een nieuwe gezinswagen laten veel gezinnen zich leiden door de aankoopprijs alleen. Bij de VAB-Gezinswagenverkiezing berekenen we voor elke auto die deelneemt de gebruikskost per kilometer (kilometerkostprijs). In dat rekenmodel houden we rekening met een gezin dat jaarlijks 20.000 kilometer aflegt. Deze berekening berust op drie pijlers. Om te beginnen is er uiteraard de aankoopprijs die wordt afgeschreven over acht jaar, want particulieren vernieuwen hun gezinswagen gemiddeld om de acht jaar. We houden ook rekening met de vaste kosten, zoals verzekering, rijbelasting en het geplande onderhoud. Tot slot is er ook het werkelijke verbruik, uitgedrukt in de energiekost (in euro) per 100 kilometer zodat we een benzinewagen perfect kunnen vergelijken met een elektrisch model.

Een dergelijke reflectie is vandaag meer dan ooit aan de orde omdat het aanbod van verschillende brandstoffen en aandrijfmethoden nooit eerder zo divers was. Door rekening te houden met alle factoren kom je soms tot een minder voor de hand liggende keuze. Wars van alle technologische mogelijkheden moet de keuze voor een bepaalde motorisatie ons vooral naar een bruikbare en betaalbare gezinswagen leiden.

Het verschil zit in de brandstofkost. Voor één liter benzine betaalden we 1,35 euro en één kilowattuur stroom kostte 0,28 euro.

Gelijkwaardige kost per kilometer

Onderstaande tabel geeft je meer inzicht in de aankoopprijs en gebruikskost van enkele modellen, waaronder de winnaars, van de tweede en de elektrische categorie. Een eerste vaststelling is dat de elektrische kandidaten qua aankoopprijs duurder zijn, al is dat in het geval van de winnaar (MG) minder uitgesproken. Bij de auto’s van categorie 2 (de grote gezinswagens) staat de winnaar (Skoda Octavia) in de lijst, naast de Seat Leon break en de Peugeot 2008, een populaire SUV. Alle modellen voldoen qua ruimte perfect aan de definitie van een gezinswagen, al bieden de auto’s met een klassieke verbrandingsmotor uit categorie 2 uiteraard een grotere autonomie. Maar nogmaals, in dit stuk beperken we ons tot het kostenplaatje van de auto’s. De tabel hieronder is een fragment uit het uitgebreide naslagwerk dat alle juryleden in het panel van de VAB-Gezinswagenverkiezing ontvangen.

Prijs (€)
Brandstof
Kost per km (€)

10.000 km

 

Kost per km (€) 20.000

km

 

Energiekost

(€/100 km)

 

Gemeten

verbruik

(/100 km)

MG ZS

EV (winnaar)

33.635
elektriciteit
0,45
0,27
5,52
19,7 kWh
Hyundai Ioniq
40.099
elektriciteit
0,51
0,29
4,59
16,4 kWh
Mazda MX-30
38.490
elektriciteit
0,51
0,30
5,40
19,3 kWh

Skoda Octavia combi 1.0 TSI

(winnaar)

33.974
benzine
0,52
0,31
7,29
5,4 l
Peugeot 2008 1.2
31.770
benzine
0,54
0,33
8,51
6,3 l
Seat Leon ST
30.210
benzine
0,51
0,31
7,70
5,7

Pijler 1: de aankoopprijs

Wat meteen opvalt bij de twee winnaars is dat ze aan de kassa nagenoeg even duur zijn, de elektrische MG is zelfs enkele honderden euro’s goedkoper dan de Skoda. Weet wel, het gaat hier om de prijs van de deelnemende wagens inclusief opties. Het prijsverschil is evenwel te verwaarlozen en het is interessant om weten dat de batterij van de MG in de prijs is inbegrepen. Wat de aankoopprijs betreft, de eerste pijler van de kilometerkostprijs, presteren beide winnaars quasi gelijk. De elektrisch aangedreven Mazda MX-30 (SUV-model) en de gestroomlijnde Hyundai Ioniq kosten met respectievelijk 38.490 euro en 40.099 euro een stuk meer.

Pijler 2: de onderhoudskosten en belastingen

De onderhoudskosten van een elektrisch voertuig (EV) zijn iets interessanter, maar zo groot is die kloof nu ook weer niet. Waar een verbrandingsmotor over de jaren heen meer oliewissels nodig heeft, zal een EV bijvoorbeeld meer banden vreten door het forse acceleratievermogen. De EV kan fiscaal echter een fraai rapport voorleggen, want daarvoor betaal je in Vlaanderen geen BIV of rijtaks. Bedankt Vlaanderen, maar de voorsprong die de elektrische auto hier neemt is beperkt, want Skoda heeft zijn huiswerk ook gemaakt. Een 1.0 TSI met 110 pk is immers ook een fiscaal spaarvarkentje, want met een jaarlijkse rijtaks van 117 euro past hij in elk gezinsbudget. Ook de belastingen voor de 1.2 turbomotor van de Peugeot (BIV: 242,14 euro, rijtaks: 162,69 euro) zijn nog redelijk en zelfs de 1.5 eTSI van de Seat blijft betaalbaar (BIV: 198,77 euro, rijtaks: 197,54 euro) met dank aan de zuinige motor en de lage CO₂-emissie.

Pijler 3: het verbruik en de prijs aan de pomp

Net als in de Formule 1 wordt het verschil gemaakt bij het tanken. De energiekost per 100 kilometer bedraagt voor de MG 5,52 euro, terwijl de teller bij de Skoda doortikt tot 7,29 euro. Beide modellen zijn elk op hun manier best zuinig. Bij de Skoda haalden we zonder moeite het (WLTP-)normverbruik en bij de Seat zijn we er zelfs in geslaagd om (iets) onder het normverbruik te duiken. De MG verbruikte amper 6% meer dan aangegeven, maar de zuinigste elektrische auto is met stip de Hyundai Ioniq, die duidelijk voordeel haalt uit zijn aerodynamische vormgeving.

Het verschil zit in de brandstofkost. Voor één liter benzine betaalden we 1,35 euro en één kilowattuur stroom kostte 0,28 euro. Bij de rekenoefening tot 20.000 kilometer kost de MG 0,27 euro per kilometer. Eén kilometer met de Skoda rijden, kost 0,31 euro per kilometer. Nog opvallender is dat de Hyundai ondanks de aankoopprijs (die 6000 euro hoger ligt) toch een kilometerkostprijs van 0,29 euro per kilometer realiseert door zijn spaarzaam verbruik. Deze verschillen lijken klein, maar wanneer je 100.000 kilometer rijdt, gaat het om een verschil dat kan oplopen tot 4000 euro.

Een elektrische auto kost je minder dan een klassieke als je thuis kunt laden. Maar dat kan veranderen met de invoering van de slimme energiemeter, ten voordele van de fossiele brandstoffen. Alle klimaatdoelstellingen ten spijt.

Enkel voordeliger bij thuisladen

Moeten we dan met z’n allen aan de stekker? Zo’n vaart zal het niet meteen lopen, want lang niet elke automobilist heeft een privéparking met een autolader ter beschikking. Maar het argument dat elektrische auto’s per definitie te duur zijn, raakt – met dank aan Aziatische importmodellen – stilaan achterhaald. Toch moeten we hier een kleine kanttekening maken, want de EV (en deze bedenking is van toepassing op elke elektrisch aangedreven wagen) is in dit rekenmodel vooral goedkoper omdat zijn energiekost tot een kwart goedkoper is dan die van klassieke brandstoffen. Kortom, de rekening klopt alleen wanneer je thuis kunt laden, want openbare laadpunten zijn meestal duurder. De actualiteit leert ons ook dat de energieprijs mogelijk zal stijgen met de invoering van het capaciteitstarief via de slimme energiemeter en dan slaat het broze voordeel mogelijk weer om ten gunste van fossiele brandstoffen, alle klimaatdoelstellingen ten spijt. Het is in die zin een gemiste kans dat de slimme meter – zoals hij vandaag in de markt wordt gezet – onze energierekening nog minder transparant zal maken. De prijs zal niet alleen afhangen van de hoeveelheid stroom (in kWh) maar ook van het debiet (door de nakende capaciteitsvergoeding) en de precieze afrekening volgt (een jaar) later. Zou zo’n slimme meter – en bij uitbreiding elke openbare laadpaal – niet beter een actuele ‘prijs per kilowattuur aanduiden, zodat je vooraf weet wat een laadbeurt gaat kosten. Precies die duidelijkheid was en is één van de voornaamste voordelen van de fossiele brandstoffen.

 

Lees ook

Wat heb je nodig om thuis een elektrische auto te laden?

Welke aandrijving past het best bij jouw profiel?

Vorig artikelGetest: Honda Jazz
Volgend artikelDit zijn de winnaars van de VAB-Gezinswagenverkiezing 2021