Steeds meer mensen ruilen winter- en zomerbanden in voor vierseizoenenbanden. Zo hoeven ze niet elk half jaar een wissel uit te voeren. Maar zijn ze voor iedereen even interessant?
Uit onderzoek van VAB blijkt dat autobezitters steeds vaker kiezen om hun wagen te voorzien van vierseizoenenbanden, ook wel all-seasonbanden genoemd. Een goede keuze? Dat hangt af van wat je wilt.
Voordelen van vierseizoenenbanden
Het grootste voordeel is natuurlijk dat je niet halfjaarlijks naar de bandencentrale of garage hoeft. Dat spaart enerzijds tijd uit, maar anderzijds ook geld. Je betaalt immers de werkuren en eventueel de stockage van je banden. In de winter zijn vierseizoenenbanden veiliger dan zomerbanden. Ze zijn een goede oplossing voor wie weinig kilometers maakt en een alternatief voor de wagen heeft bij winterse omstandigheden als sneeuw.
Nadelen van vierseizoenbanden
Vierseizoenenbanden slijten sneller. Ze gaan gemiddeld 8 à 10 procent minder lang mee. Met een gewone set kun je ongeveer 60.000 kilometer rijden, met vierseizoenenbanden gemiddeld 54.000 kilometer. Qua veiligheid zijn ze in de winter beter dan zomerbanden, maar slechter dan winterbanden. Die zijn namelijk echt gemaakt voor koude, regen, ijs en sneeuw, terwijl all-seasonbanden een gulden middenweg zijn. In landen die winterbanden verplichten, worden vierseizoenenbanden niet aanvaard, tenzij het sneeuwvloksymbool erop staat.