pechstrookWim Kempenaers

Een pechstrook is geen veilige plaats om te zijn. We geven je 8 essentiële tips om de pechstrook correct te gebruiken.

Hoe moet je de pechstrook correct gebruiken?

  1. De pechstrook mag nooit gebruikt worden, behalve bij pech, ongeval of plotse ziekte. Probeer altijd eerst toch de parking of eerstvolgende afrit te bereiken, stop enkel op de pechstrook als je écht niet anders kunt.
  2. Plaats jouw wagen niet vlak voor een brugpijler. De pijler vormt in dergelijke situatie een obstakel dat verhindert snelheid te maken en veilig in te voegen op de rijbaan wanneer je weer verder wilt rijden.
  3. Plaats jouw wagen zo dicht mogelijk bij de vangrails of de berm.
  4. Zet de vier richtingaanwijzers aan. Doe onmiddellijk jouw veiligheidsvestje aan als je uitstapt op de pechstrook. Plaats je gevarendriehoek op 100 meter van je voertuig in de richting van het tegemoetkomend verkeer. Loop zo ver mogelijk tegen de rand van de pechstrook of zelfs achter de vangrails.
  5. Ga altijd achter de vangrail staan, ook als het slecht weer is, en let op jouw kinderen.
  6. Probeer zoveel mogelijk uit te wijken bij het voorbijrijden van een voertuig op de pechstrook, vanwege het gevaar van het zuigeffect van het voorbijrijdende voertuig.
  7. Zorg ervoor dat je voldoende snelheid haalt voor je de pechstrook terug verlaat en invoegt in het verkeer.
  8. Een defecte wagen mag nooit langer dan 24 uur op de pechstrook blijven staan.
Vorig artikelIn Vervoering: de hoge bi
Volgend artikelLeopold II-tunnel in Brussel dicht voor werken